Inloggen





NOORD- EN ZUID-HOLLAND TIJDENS DE REPUBLIEK


  • Het politieke, economische en culturele middelpunt van de Republiek na 1572 was de provincie Holland.
  • Het twaalfde-eeuwse Holland, bestond met de andere latere noordelijke provincies uit gevaarlijk en moerassig land van weinig belang in het geheel der Lage Landen. Na 1200 kwam de ontginning en drooglegging goed op gang via de aanleg van enorme zeedijken, dijken, dammen en afwateringskanalen. En zo had Holland al vanaf 1300 een overheersende positie in de Noordelijke Nederlanden. De inpoldering vond zijn hoogtepunt tijdens de Gouden Eeuw. In de dertiende eeuw werden al de nodige Heemraadschappen ingesteld voor het beheer van de inpolderingen.
  • De graaf van Holland stelde regionale Hoogheemraadschappen in voor het toezicht op de Heemraadschappen. De voorzitter van de hoogheemraadschappen werd dijkgraaf genoemd en deze werden aangesteld door de Graaf van Holland.
  • Ondanks dit waterbeheer waren er grote overstromingen zoals de Elizabeth vloeden van 1404, 1421 en 1424. Later werd dit beter maar overstromingen door dijkdoorbraken bleven voorkomen.
  • Graaf Floris de V van Holland annexeerde West-Friesland in 1280 en zo werd Holland al een behoorlijk gewest. In 1396 werd aan de andere kant van de Zuiderzee Friesland en de Ommelanden veroverd. Dit met steun van de Friese 'Vetkopers' en met name de stad Amsterdam. Amsterdam had belang bij de verovering, omdat de Friezen steeds hun schepen kaapten op de Zuiderzee. In het zuiden had graaf Willem de II van Holland in 1256 succes met de verovering van Walcheren. In 1323 resulteerde dit in het verdrag van Parijs waarin de graaf van Vlaanderen afstand deed van Zeeland ten faveure van de graaf van Holland.
  • In 1477 telde Holland slechts 275.000 inwoners, tegen Vlaanderen 660.000 en Brabant 413.000.
  • Begin 15e eeuw ontwikkelden de Hollanders het volledig getuigde zeeschip, waardoor massagoederenvervoer mogelijk werd. De volledig getuigde Haringbuis werd ontwikkeld, waarmee Holland en Zeeland 3 eeuwen de haringvangst beheerste op de Noordzee.
  • Behalve zeescheepvaart was er ook heel wat bierproductie in Holland. Het Oostzeegebied, het westen van Frankrijk en Portugal waren tot 1500 de belangrijkste handelsgebieden voor de zeescheepvaart.
  • In 1350 ontstonden de "Hoekse en Kabeljauwse' twisten in Holland, een burgeroorlog ontstaan tussen adellijke families. De Hoeken vormden de minder aanzienlijken van de twee groepen. In Utrecht noemden strijdende partijen zich eveneens Hoeken en Kabeljauwen, doch in Friesland heetten ze Vetkopers en Schieringers.
  • De vrijwel complete scheiding tussen noord en zuid eindigde in 1425 met de dood van de laatste onafhankelijke graaf van Holland. In 1428 werd hertog Filips de Goede van Bourgondië de nieuwe heerser van Holland en Zeeland. Daardoor werd het noorden en het zuiden voor het eerst verenigd in één staat sinds Karolingische tijd in de 8e en 9e eeuw. Filips de Goede behoorde tot het huis van Habsburg. Het werd het Bourgondische Rijk genoemd met de zetel in Brussel en bestreek het gebied van de huidige Benelux ongeveer. Het geheel was een deel van het Habsburgse rijk. Filip de Goede stelde de Staten Generaal in Brussel in en stelde stadhouders aan voor Holland en Zeeland. Graaf Jan van Egmond was dertig jaar (1484-1515) stadhouder van Holland en Zeeland.
  • In de tweede opstand tegen de Habsburgers van 1572-1590 had Holland vanaf het begin de belangrijkste positie. Tijdens de eerste opstand 1477-1492 was dit nog niet zo. Holland werd al gauw de basis van de latere Republiek.
  • De Staten van Holland werden al ingesteld tijdens het Bourgondische rijk en kwamen bijeen in 's-Gravenhage op het Binnenhof.
  • De zoon van Hendrik van Nassau, erfgenaam van het Franse prinsdom Orange en bekend onder de naam René van Chalon was de eerste van het geslacht Nassau die de titel 'prins van Oranje' droeg. Hij was de oom en als houder van deze titel de voorganger van Willem de Zwijger(van Oranje), die uit Pruisen kwam. René van Chalon was vanaf 1540 stadhouder van Holland, Zeeland en Utrecht en van Gelre vanaf 1543. Een jaar later sneuvelde hij door een kanonskogel bij een belegering in Frankrijk.
  • In Holland waren van 1530 tot 1550 heel wat terechtstellingen, vooral van doopsgezinden, dit door de inquisitie. Wendelmoet Claesdochter van Monnickendam was de eerste vrouw die in Holland tijdens de inquisitie terecht werd gesteld. In november 1527 werd zij in Den Haag in aanwezigheid van drie inquisiteurs verbrand.
  • Teneinde de reformatie te keren, werd door Brussel in 1564 een voorstel gelanceerd waarbij eenieder wekelijks naar de kerk moest en die een maand verzuimde werd gecorrigeerd en die 4 maanden verzuimde het land uit gezet. Het bleek onuitvoerbaar, maar tekende de houding.
  • In de 15e en 16e eeuw bezaten stadbewoners 1/3 van het land in Holland. Zij belegden in grond en verpachtten deze vervolgens aan de boeren. Toch hadden boeren zelf ruim 45% van de grond in eigendom. Brouwerijen bezaten grote percelen voor turfstekerijen, nodig voor brandstof in hun brouwerijen.
  • Amsterdam gelegen aan de Zuiderzee vertoonde een sterke groei en was in 1560 met 27.000 inwoners de grootste stad van Holland. Het was in feite een stapelplaats van graan en hout uit het Oostzeegebied. Rijke handel was er toen nog niet.
  • Holland bezat in 1560 naar schatting 1800 zeewaardige schepen, waarvan er 500 van Amsterdam waren.
  • In Holland waren de Staten gewend als een gewestelijke regering op te treden om de vrachtvaart en haringvisserij te beschermen. In Vlaanderen en Brabant ontbrak deze interne samenhang en dat verklaart meteen de leidende Hollandse positie in de tweede opstand tegen de Habsburgers.
  • In juni 1573 werd na een vreselijk beleg door Alva, Haarlem tot overgave gedwongen aan de Spanjaarden en hiermee werd Holland in tweeën gespleten, hetgeen de positie van de opstandelingen verzwakte.
  • In 1583 verhuisde de prins van Oranje, Willem de zwijger, van Brabant naar Holland. Hij vestigde zich in Delft alwaar hij 18 maanden later ook werd vermoord door een katholieke fanaticus Baltazar Geraerds.
  • Na de moord op van Oranje in 1583 kwam Van Oldenbarneveld op als een van de belangrijkste figuren in de republiek. Hij was landsadvocaat, had zo een belangrijke positie in de Staten van Holland en was hun woordvoerder in de Staten Generaal. Voor deze laatste vervulde hij de belangrijkste ambtelijke taken.
  • In de periode 1585-7 ijverde vooral Utrecht ervoor de soevereiniteit over de Verenigde Provinciën aan Engeland over te dragen, dit om de Hollandse overheersing te breken. Maar ook deze keer ging dat niet door en Holland bleef de belangrijkste provincie. De andere provincies, m.n. weer Utrecht beschouwden de Staten generaal als een verlengstuk van de Staten van Holland.
  • De Hollandse deskundigheid voor inpoldering en landwinning was in trek in vele delen van Europa. Adr. Leeghwater ontving in 1628 de opdracht van de hertog van Epernon een plan op te stellen voor het droogleggen van de moerassen bij Cadillac, ten zuiden van Bordeaux. Ook in Toscane in Italië en in Engeland verrichtten Nederlanders droogleggingswerkzaamheden.
  • Tot 1572 vergaderden de Staten van Holland nooit meer dan 60 dagen per jaar. Na 1572 vergaderden de Staten van Holland nooit minder dan 200 dagen per jaar.
  • In 1575 sloten de Staten van Holland en Zeeland de 'Nadere Unie', de voorloper van de Unie van Utrecht.
  • Mede een gevolg van de moord op de prins van Oranje in 1584 was er een institutionele verandering in 1585. De Staten van Holland konden nog slechts vergaderen over onderwerpen die door de Gecommitteerde raden op de agenda waren gezet en aan de stadsbesturen van stemhebbende steden waren toegestuurd. De Gecommitteerde raden heten nu Gedeputeerde Staten, het dagelijks bestuur van een provincie.
  • Het recht op automatisch lidmaatschap van de Staten voor Hollandse edelen was voorgoed ten einde. Slechts via co-optatie door de ridderschap kreeg men toegang tot de vergadering en dat zou tijdens de republiek zo blijven. De twee invloedrijkste afvaardigingen in de Staten van Holland waren dan ook de ridderschap en de stad Amsterdam. De Staten telden 19 stemhebbende leden.
  • Holland droeg ook verreweg het meest bij aan de begroting van de Generaliteit, de verzameling van instellingen van de hele republiek. Het zgn. quotenstelsel was van 1586-1792 gemiddeld als volgt: Holland 60% Zeeland 10%, Friesland 10%, Utrecht 6%, Groningen 5%, Gelderland 5%, Overijssel 3%, Drenthe 1%.
  • Holland kende drie Admiraliteitscolleges, een in Amsterdam, een in Rotterdam en een in het Noorderkwartier te Hoorn. Alle riviermondingen en toegangswegen over land en water, vielen onder de jurisdictie van een van de 5 colleges. Het aan vijf verschillende colleges toevertrouwen van het bouwen en onderhouden van oorlogsschepen, het beschermen van visserij en koopvaardij, het uitrusten van vlooteenheden, het heffen van konvooien en licenten, betekende dat de republiek zat opgezadeld met 5 afzonderlijke zeemachten en douanestelsels.
  • Zo rond 1590 groeide het vertrouwen dat De Republiek toekomst had met Holland als basis voor grote investeringen. In 1599 waren er in Holland al acht compagnieën die deelnamen aan de handel op Oost-Indië. Zij hadden als thuisbasis Amsterdam, Rotterdam, Hoorn Enkhuizen en Middelburg.
  • Van 1514 tot 1622 nam de stedelijke bevolking in Holland toe van 140.000 tot 400.000.
  • De lonen en de prijzen waren in Holland altijd hoger dan in de agrarische landinwaarts gelegen gewesten.
  • De Staten van Holland hadden naast de Staten generaal een inbreng in het proces tegen van Oldenbarneveld, die 13 mei 1619 op 72 jarige leeftijd wegens hoogverraad tegen de Republiek voor de Ridderzaal op het Binnenhof werd onthoofd, ten overstaan van een grote menigte.
  • Hugo de Groot, die gelijk met Van Oldenbarneveld was veroordeeld tot gevangenisstraf, ontsnapte vrij snel daarna uit slot Loevestein en vluchtte naar Parijs. Hij keerde terug naar Holland eind 1631. Tot april 1632 verbleef hij in Rotterdam Delft en Amsterdam, doch zijn verzoek om amnestie werd in de Staten van Holland in 1632 met 12 tegen 7 stemmen afgewezen. Hij kon niet anders dan opnieuw haastig vertrekken.
  • kenmerkend voor de politiek in de republiek en vooral in de Holland en de Staten van Holland, was de voortdurende strijd tussen de stadhouder en de Staten van Holland. Hierin trokken overigens de Staten altijd aan het langste eind.
  • Altijd liep een prins van Oranje door de Republiek en Holland. Dan weer kreeg die bevoegdheden, dan weer werd die helemaal aan de kant gezet en zo bleef dat maar aan het rotzooien, doch de Staten en de Staten Generaal waren altijd het hoogste gezag in de Republiek tot Napoleon in 1806 zijn broer tot koning aanstelde van de toen Franse kolonie Nederland.
  • Jacob Cats, de dichter en eigenaar toen van het 'Catshuis' thans de ambtswoning van de minister president, was raadpensionaris van Holland van 1629-1631 en 1636-1652. Hij werd vaker beschouwd als de raadpensionaris tegen Holland dan van Holland.
  • De Republiek was eigenlijk een schepping van de Staten van Holland op basis van de Unie van Utrecht. Tot 1617-1618 overheerste Holland de zwakke en verdeelde kleinere gewesten volledig. Amsterdam had natuurlijk altijd een sterke positie in de Staten van Holland en zo in de Republiek.
  • De nijverheid in Holland bestond uit het verwerken van walvisolie, bierproductie, textiel, Delfts aardewerk, papierfabricage, suikerraffinage en nog een massa andere goederen.
  • Vanaf 1688 was er het blijvende en onherstelbare verval van Holland als maritieme en industriële mogendheid.
  • Een Engelse waarnemer omschreef Holland als 'hogeschool van alle godsdiensten, kermis van alle sekten, waar alle handelaars in godsdienst verlof hebben hun speelgoed, hun linten en hun luidruchtige ratelaars uit te venten'.
  • In Holland konden zelfs dienstbodes lezen, constateerde een de Franse geleerde Scaliger in 1593.
  • Holland kende twee stadhouderloze tijdperken, plus minus van 1650-1672 en van 1700-1750. Vooral tijdens het eerste stadhouderloze tijdperk floreerde het gewest op zijn hoogtepunt.
  • De Staten van Holland namen 'De akte van Seclusie' aan op 4 mei 1654. In deze akte, die de Engelsen hadden geëist voor het sluiten van een vrede met de Republiek, stond dat de Republiek nooit weer een prins van Oranje of enig ander lid van het Huis van Oranje-Nassau zou benoemen in de hoogste ambten van de staat als stadhouder of als kapitein generaal. Vrij vlot werd deze akte weer herroepen, doch het stadhouderloze tijdperk duurde tot het rampjaar 1672.
  • Na de moord op Van Oldenbarneveld waren het de gebroeders de Witt, die vooral tijdens het eerste stadhouderloze tijdperk van 1650-1672 politiek op de voorgrond traden.
  • Op 20 augustus 1672 werden Johan de Witt en zijn broer Cornelis door een woedende menigte in Den Haag vermoord, de lijken werden opgehangen en aan het volk getoond, stukken ervan werden geroosterd en in kannibalistische haat opgegeten. Het was eigenlijk een staatsgreep van Willem de III.
  • In 1674 sloeg het weer om naar het andere uiterste. Op initiatief van Fagel, de rechterhand van de stadhouder in de Staten, stelde Haarlem voor het stadhouderschap van Holland van het Huis van Oranje Nassau in de mannelijke lijn voorgoed erfelijk te verklaren. De Staten van Holland stemden zonder aarzelen voor.
  • Vooral in Holland werd naarstig gebouwd aan het begin van de 17e eeuw. Arcadische buitenverblijven, Huis ten Bosch en de Nieuwe Kerk in Den Haag, het Amsterdamse stadhuis en in de hele Republiek werden fraaie kerken gebouwd. De Statenzaal op het binnenhof, waar de Staten van Holland vergaderden, werd verbouwd. Belangrijke architecten waren, Hendrik de Keyser, Van Campen, Post, De Bray en Philip Vingboons.
  • De schilderkunst kende, vooral weer in Holland zijn hoogtepunt van 1645-1672.
  • Nederlands Brazilië van 1636-1644, werd in de tijd van de West Indische Compagnie ook wel 'Nieuw Holland' genoemd.
  • Het bestuur van de VOC, geheten 'De Heeren XVII' bestond uit vertegenwoordigers van de 4 kamers. Alle kamers waren gevestigd in Holland en Zeeland.
  • Na de dood van stadhouder Willem de III in 1702, besloten de Staten van Holland opnieuw het stadhouderschap vacant te laten. Het luidde het tweede stadhouderloze tijdperk in.
  • Allerlei oorlogen zadelden de gewesten op met schulden. Holland had in 1713 zelfs een verbijsterende schuld van 128 gulden, een gigantisch bedrag in die tijd.
  • Holland nam in maart 1723 een resolutie aan om met andere provincies en kwartiersvergaderingen samen te werken teneinde het stadhouderloze tijdperk in stand te houden. Zeeland, Utrecht en Overijssel steunden dit. Friesland, Groningen en Drenthe hadden Johan Willem Friso Casimir, de erfgenaam van de kinderloze Willem de III als stadhouder.
  • Een hervorming tijdens raadpensionaris Van Slingelandts(1727-36) was de provinciale belasting op huis- en grondbezit in Holland.
  • In 1742 werd ingevoerd de 'personele quotisatie' een opmerkelijk vroege vorm van inkomstenbelasting. In Holland gold het voor inkomens boven de 600 gulden, de scheidslijn tussen ambachtslieden en burgers van bescheiden vermogen.
  • Een beschrijving van Holland door een buitenlandse priester Pierre Sartre in 1719, Nieuwheid, innovatie, reinheid, welvaart, de schoonheid en pracht van de steden, het geringe aantal armen in vergelijking met buurlanden, waren de kernbegrippen.
  • Rond 1760 was de haringvangst in Holland nog maar een derde van wat het was in 1650, dit door Deense en Noorse concurrentie.
  • Het aantal brouwerijen was in 1748 100 en in 1786 nog maar 56.
  • Haarlem was de Hollandse stad met de grootste katholieke minderheid. Maar het waren er nooit meer dan 25% van de bevolking. In de meeste steden van Holland maakten de gereformeerden 60% van de bevolking uit. In de 18e eeuw en na de Republiek is het aantal gereformeerden teruggelopen, omdat het niet langer het staatsgeloof was of privileges genoot. De katholieken wonnen toen weer terrein. In 1809 aan het begin van het koninkrijk der Nederlanden, toen nog met Napoleons broer als koning was in Noord- en Zuid-Holland het aantal gereformeerden 61% en het aantal katholieken 25%. In Noord Holland was dit respectievelijk 53%, en 26%. In Zuid-Holland respectievelijk 72% en 23%. Het verschil werd veroorzaakt door de in Noord Holland wonende Lutheranen 10% en Joden 6%, in Zuid-Holland was dit slechts 2½% en 1½ %.
  • In 1747 was er een tweede orangistische revolutie, die de Staten van Holland noopten tot het weer instellen van het stadhouderschap. Het einde van het tweede stadhouderloze tijdperk.
  • De Amerikaanse onafhankelijkheidsoorlog voerde de spanning op tussen de orangisten en de Staatsen in Holland en de hele republiek en leidde tot de patriottentijd vanaf 1780.
  • Het terugdringen van de orangisten door de patriotten leidde in 1795 tot de vlucht van stadhouder Willem de V naar Engeland. De Republiek werd een kolonie van Frankrijk en werd omgedoopt tot Bataafse Republiek. In 1806 maakte Napoleon zijn broer koning en zo werd de kolonie een koninkrijk. In 1813 werd via een complot een dubieuze afstammeling van de gevluchte Willem de V uit Engeland gehaald en tot koning Willem I gebombardeerd. De Fransen werden met steun van de Engelsen en Pruisen verdreven. Dit alles tijdens het naam-decreet van Napoleon, erg verdacht.
DONEER
vanaf €5,- met een aanvink-optie voor geheel anoniem doneren


Een SPREKER nodig?

Bel de voorzitter 0618878673
Tot 200km voor € 100,-





Zie ons kanaal op:




Geef uw emailadres op en ontvang onze mailingen


© 2000-2018 De Republikeinen